Daar stond hij
dan. Pal voor onze neus. De haarspeldbochten maakten het voor onbekenden
onmogelijk om hard te rijden, dus kon Rolf op tijd remmen. Neus aan koplamp.
Kwispelend loopt hij naar het voorportier. Raampje naar beneden en een vrolijke
‘blaf’ komt ons tegemoet. Een kop dat wacht op een aai, een bot, of beter nog
een bal waar die achteraan kan rennen.
Wat doet een
‘huishond’ midden in de bergen? Moederziel alleen. We stappen de auto uit en
verkennen links en rechts. Geen teken van leven. Geen auto in de vangrail. De
steile bergwand biedt geen mogelijkheid naar boven. Het ravijn met beekje ligt
er ongerept bij. We kijken elkaar aan en Rolf spreidt zijn armen in een gebaar
van: ‘en wat nu?’
De hond reageert er meteen op. Hij ziet de
vlakke hand en gaat zitten. Met zijn staart veegt hij het asfalt schoon.
‘Halloooooo?’Geen reactie. Er is hier
echt niemand. De hond is jong, heeft een schoon gebit en duidelijk puppy training
gehad. Een ‘huishond’ inderdaad. De vacht zit wel al vol met klitten en stof,
de halsband is wat gehavend. Het beest loopt al een tijdje door het bos.
‘Fikkie, kom eens
hier!’ Nee, eigenlijk klinkt dat helemaal niet als een hondennaam. Dan maar Hachi, naar de film die we met
betraande ogen laatst hebben gezien. Diezelfde vertederende blik kijkt ons nu
met een natte snuit aan. ‘Wat te doen?’ ‘Qua kleur past hij goed bij de kat’,
grapt Rolf. ‘Laten we het in het dorp verderop vragen!’ En we beginnen de
achterbak, die net vol lag met Franse wijn, leeg te halen. De lege achterbak
lonkt. ‘Ga dan Hachi!’ Maar Hachi vlucht naar de overkant van de straat en gaat
in de berm liggen. ‘Kom eens hier beestje.’ En kwispelend staat hij een seconde
later weer naast ons. Maar in de achterbak springen, ho maar. De grote wijzer
heeft ondertussen al twintig minuten weggetikt. ‘Wat te doen?’
Uit wanhoop
spring ik als voorbeeld in de achterbak en Rolf staat al op het punt het beest
er dan maar in te tillen. Op dat moment horen we een krakende toeter. Een oud
2cv met een nog oudere man stopt en gebaart ons bij hem te komen. ‘Catalanen?’ Vraagt
hij naar het Spaanse nummerbord knikkend. Wij leggen in een mengelmoes van
Frans, Spaans en ietsepietsie Catalaans uit dat we denken dat het beest is achtergelaten.
De man stoot een lachkreet uit. Zijn gebit telt hoogstens genoeg tanden voor
één tandenrij. In vlot Catalaans legt hij uit dat de ‘gos’ bij een berghut een
stukje verder hogerop hoort. Een hond in vrijheid. Wij kunnen gerust door naar
huis rijden, verzekert de man ons, en hij drukt het gaspedaal weer in. Beteuterd
blijven we achter. Dat was het dan. In twintig minuten van is de hond te
vertrouwen, wat is hij zielig, zullen we hem dan toch maar adopteren naar lege
handen.
Thuis zoeken we
het ras op: een Pyreneese Berghond. Correctie: letterlijk een echte Pyreneese
berghond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten