Elk ritje reis ik met gepiercte personen. Leeftijdgenoten, iets jonger of veel ouder. Ze zijn er weg van. Hoe meer, hoe beter. Moderne pantsers en speren. Het kuiltje in de kin steekt gevaarlijk vooruit. Op de bovenlip siert soms een knopje. Als een eigentijdse schoonheidsvlek. Of de lip heeft in het midden een ring. Dwars erdoorheen. En is het niet de lip, dan is het tussenschot van de neus. Stierachtig. Alternatieve, meer creatieve uitingen zijn te vinden in het midden van de wang, halverwege de nek als een kunstmatige adamsappel of midden op het voorhoofd. Elk stukje vel kan kennelijk benut worden om een metalen voorwerp aan op te hangen.
Achter de scherpe randjes zijn ze (vast) lief en aardig.
Mocht het staal met de jaren ontbrekenl, dan zie je wel de sporen die deze hebben achtergelaten. Zo hebben velen een uitgerekte oorlel met een groot gat. De doorsnede hiervan kan oplopen tot vijf centimeter. Vliegjes, vlinders en zelfs een kolibrie zou erdoorheen kunnen fladderen.
Alleen de wenkbrauwpiercing lijkt uit de mode te zijn geraakt. Dat is een unicum als je die tussen de passagiers ontdekt. Bijna het schieten van een plaatje waard.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten