zaterdag 23 februari 2013

De dag van morgen


De dag van morgen, een boek van de in Barcelona woonachtige Ignacio Martnínez de Pisón, wordt op de kaft alom geprezen door Spaanse media. Een vriendin neemt het vertaalde boek voor me mee uit Nederland en op een donkere winteravond sla ik de eerste pagina open. Hieronder mijn boekcommentaar.

Het boek is geschreven als een moderne Decamerone. Twaalf perspectieven op de persoon Justo Gil Tello, bekend als informant 'De Rat' voor de Politiek-Sociale Recherche, worden verteld door mannen en vrouwen over een tijdsperiode van 35 jaar.

Martín Tello vertelt over hoe hij Justo en zijn zieke moeder onderdak aanbood bij hun aankomst in Barcelona en hoe hij als kapper aan huis bij de familie Nebot in 1969 Justo opnieuw tegenkwam, maar deze hem niet wilde herkennen.

Pascual Ortega vertelt over Justo's tijd als rokkenjager en de romances met Juju, Fina, Lourdes, Angelines, Cristina en Aurora tijdens zijn toelatingsexamen voor gemeentesecretaris, hoe hij hem zwemles geeft in Barcelonetta.

Pere Riera vertelt over de tijd dat hij als verkoper werkte voor 'alles' handelaar meneer Manuel en hoe Justo altijd alles verkocht kreeg en de anderen de loef afstak, totdat Justo besloot zijn eigen zaakjes te regelen en hen allen in de kou liet staan.

Carme Román, de wees die na een waternoodsramp bij haar tante, oom en nichtjes in Barcelona komt wonen, vertelt over de ontmoetingen in de drukkerij van oom Augustí in1964 en de periode als compagnon van Justo in het postorderbedrijf. Als bedrogen compagnon vertelt ze vervolgens hoe haar familie een rechtszaak aanspant, hoe ze besluit haar eigen leven te leiden, toneel te spelen, te studeren en dat ze het gevoel heeft achtervolgd te worden. En dat klopt, want ze is de heimelijke geheime liefde van Justo geworden.

Maria Antonia Mir vertelt over de zieneres van Sant Miquel del Fai, waar haar moeder haar mee naartoe neemt voor haar zieke broertje Ramon en waar ze Justo ontmoeten, die hoopt op een wonder voor zijn moeder.

Elvira Solé vertelt over het jaar 1968 bij het aannemersbedrijf van Nebot, waar zij als chauffeuse en secretaresse werkte, de ontmoetingen in bar Taita tussen haar vriendinnen en de groep rondom de zoon van Nebot (incl. Justo). Het is bijzonder dat Elvira een rijbewijs heeft, want tijdens het Franco regime werden vrouwen veel rechten ontnomen en werden ze veroordeeld tot het zijn van huisvrouw.

Toni Coll vertelt over de herinneringen van zijn opa, de senator, aan de tijd in de bar Bocaccio, waarover een dossier is opgesteld door 'De Rat' met alle gespreken over poëzie, kunst en politiek om de schadelijkheid van deze vriendengroep als antifranquisten te categoriseren. Uiteindelijk blijkt hij, de zoektocht van zijn opa voortzettend, de ware verteller van het boek te zijn, die alle anderen is langsgegaan en heeft geïnterviewd om het ware verhaal boven tafel te krijgen.

Mateo Moreno, opgegroeid in het nonnenkindertehuis Hogares Mundet, vertelt over zijn tijd bij de opsporingsdienst en politie vanaf 1969, de ondervraging van Justo en makkers na arrestatie in de Bocaccio, de tijd dat Justo als zijn persoonlijke informant werkte, hij was aanwezig bij de arrestatie van Eliseu Ruiz en vele anderen verraden door Justo. Uiteindelijk blijkt hij gedurende al die jaren het dichtst bij Justo te staan en hem het best te kennen.

Eliseu Ruiz, kameraad uit Reus, die door het Comité naar Barcelona is gestuurd om een grote demonstratie te organiseren door de abdij van Montserrat te bezetten (de Tancada). Hij wordt uiteindelijk door toedoen van Justo gearresteerd, die het op zijn notitieblokje had gemunt.

Marc Jordana, acteur, die deelneemt aan de Tancada en Justo aantekeningen ziet maken die niet voor het manifest zijn bedoeld en ziet hoe zijn vrije relatie vriendin Chantal, die de seksuele revolutie hoog in het vaandel draagt, Justo als 'bespeelkameraad' opwindt. Hij komt Justo na zijn terugkeer uit het Argentinië van Perron in 1974 tegen. Justo is dan al niet meer de jonge vitale man, hij is in korte tijd verouderd; loopt mank en zijn gezicht is getekend met een litteken in de vorm van de letter H. Hij komt erachter dat Chantals obsessieve vermoeden over Justo de verrader werkelijkheid blijkt als de straten in 1976 volhangen met zijn gezicht op pamfletten - gezocht; verklikker van de sociale brigade.

Hilario Lazcano, de 'achterlijke' jonge informant van Justo, die altijd zijn schildpad meeneemt omdat alleen die hem beschermt van de geluiden in zijn hoofd. Hij krijgt van Justo de opdracht om de beschermengel van Carme te zijn. Gezamenlijk bouwen ze, van voornamenlijk Hilario’s spaargeld, op een stuk gekocht land in Vallirana een huis (monument voor Carme). Op een gegeven moment krijgen ze een auto-ongeluk en wordt Hilario teruggestuurd naar zijn ouders.

Noel Leon, zoon van palindromisten in het dorp Vallirana met het motto sé verla al revés (weet het andersom te zien), stopt vanaf 1975 al zijn vrije tijd in het helpen van Hilario en Justo om het (droom)huis te bouwen, hij brengt Justo na het ongeluk samen met zijn vader naar het ziekenhuis en wordt later door Justo weggestuurd en niet herkend, waarschijnlijk voor zijn eigen veiligheid. Hij ziet vanuit de bosjes hoe Justo wordt vermoord.

Manel Pérez, wordt als laatste op pagina 262 van het 306 tellende boek geïntroduceerd. Als puber betrokken geraakt bij de Catalaanse extreem rechtse beweging, deelgenomen aan de Fuerza Joven en de militaire opleiding waar Justo training aan gaf, o.a. schietoefeningen vanaf zijn huis in Vallirana, en heeft later als journalist het extreem rechtse netwerk in de pers blootgelegd. Justo heeft hem o.a. geholpen met informatie over financieringsbronnen van het ultraterrorisme, maar valt hem ook lastig met telefoongesprekken waar hij episoden uit de Apocalyps voorleest. Na zijn doorbraak als journalist vertrekt hij definitief uit het duistere circuit.

Met één bindende factor in het verhaal, zijn er uiteraard ook kruisbestuivingen, situaties, waarbij meer dan één verteller betrokken is, maar voornamelijk Moreno als politieagent vaak opduikt in de verhalen van anderen. Zo bezoekt Mateo Moreno de 'drukkerij' van de familie van Carme, opzoek naar pamfletten en informatie en toetst hij de 'de mate van welwillendheid' van Carme. Door de vervalsingen van Justo in de dossiers die hij doorspeelt ' alleen om ze bang te maken en te wreken voor hun gedrag jegens Justo’ of  ‘om ze een dagje te laten vrezen op wat zal komen in de via Layetana' verwikkelen de verhalen van Mateo en de vrienden van opa Coll, Marc Jordana en Elvira zich. Verder wordt Hilario opgepakt en naar huis gestuurd door Moreno. Moreno komt na Noel’s telefoontje naar Vallirana en vindt Noel in shock naast het lichaam van Justo. Moreno overhandigt de kogel met het gegrafeerde geboortejaar van Justo, 1939, aan Manuel Pérez in 1978. Justo is niet meer en daarmee is het verhaal bijna ten einde. In de epiloog ontmoeten Carme en Toni elkaar en begint Carme opnieuw haar verhaal.

De perspectieven maken het zeker boeiend. Hierin heeft La Vanguardi  met prominent op de kaft de uitspraak  ‘een boek om te verslinden’ zeker gelijk in. Als een detective sla je pagina na pagina om op zoek naar nieuwe aanwijzingen tussen al die gedrukte letters. Beetje bij beetje construeer je het verhaal dat de schrijver je eigenlijk wil vertellen. Maar hier is de schrijver zeker niet uniek in. Deze techniek wordt regelmatig toegepast, zoals bijvoorbeeld ook door de tijdgenoot van Martínez de Pisón,  Julia Navarro in ‘Het Sindone Complot’  waar verschillende verhalen en tijden door elkaar heen lopen en tegelijkertijd ook met elkaar te maken hebben en telkens een stukje van de puzzel vrijgeven.

Maar er zijn ook, naar mijn menig, erg veel minpunten. Een rommelig begin, zonder sterke zinnen. Ook verbaast me het gebruik van spreektaal, terwijl het duidelijk steeds gaat om een vertellende ik persoon en niet een dialoog. '..we het gevoel hadden dat het een beetje van ons was of zo. (p.8) ' Je zou zeggen dat een dergelijk gevoel ook dieper omschreven kan worden. Of neem 'Lid van de Club de Polo en zo (p.51)'. En het toppunt van spreektaal: het gebruik van haha. Over het geheel is het verhaal in spreektaal opgeschreven. Dat is een stijl, een keuze van de schrijver en meningen over schoonheid kunnen verschillen. Ook zijn er vreemde zinconstructies; ‘Toen we Barcelona waren binnengekomen, hadden we andere, grotere en mooiere gebouwen gezien, maar dit was nog veel indrukwekkender (p.8)' . Uiteraard is het de vraag of de schrijver dit zo geschreven heeft of dat het door de vertaling komt. Onbegrijpelijke interpunctie: te pas en te onpas gebruik van het beletselteken (...): midden in een zin of op het einde. Op pagina 10 wel drie keer! De hoofdstukken. Zonder logica. Niet een nieuw personage of nieuwe tijd. Gewoon een nieuwe pagina. Of neem nu onbegrijpelijke vergelijkingen 'zelfs van een geranium kon je meer uitdrukkingsvermogen verwachten dan van dat arme mens...' of ' veranderen als een blad aan een boom', aan mij heeft een geranium nog nooit een uitdrukkingsvermogen vertoond en uit de tweede vergelijking zou ik nooit opmaken dat bedoelt wordt dat iemand gaat flirten. Ook deze zin had ik een andere interpretatie gegeven: ‘Voor mij was de toekomst een schoolbord waarop nog niets geschreven stond (p. 182).’ Een schoolbord wordt juiste telkens weer uitgewist. Het heeft een beeld gecreëerd over het verleden, over bestaande kennis. Aantekeningen zijn er over gemaakt en onderdelen zijn onthouden om in de toekomst mee te nemen. Maar of het volschrijven van één schoolbord de toekomst bepaalt? Volgens mij is een schoolbord juist een uiterst geschikt medium om verschillende paden die je bewandelt weer te geven. Bij een doodspoor, wis je het uit en sla je een andere weg in. De herinneringen en de geleerde lessen zijn dan al beklijfd. Natuurlijk zijn er ook vermakelijke vergelijkingen, zoals de volgende over de kunst van het verhoor:' Na een paar uur [de verdachte in het ongewisse van zijn opsluiting laten wachten] kwamen de eerste vragen. Het kon al het definitieve verhoor zijn of niet. Zoals een vrouw die de oven opendoet en met een naald in de cake prikt. Dat eerste contact diende om te weten of de verdachte al klaar was of niet. (p.103).'

Na deze observaties en het uitlezen van het boek wilde  ik er recensies bij gaan zoeken. Mijn interesse was al na pagina 2 gewekt: waarom wordt het op de kaft door de grote Spaanse kranten zo geprezen en heeft dit boek een nominatie voor Europese literatuurprijs 2011? Waar ik zeker in kan komen is 'zonder bombast' (Heraldo de Aragón), maar wat is de scheidslijn tussen zonder bombast, direct, uit het hart en ware literaire ethiek? Behoort alledaagse spreektaal niet meer tot de lectuur? Op grond waarvan is hij genomineerd en wat wordt er gewaardeerd dat ik niet heb kunnen bewonderen in dit boek? Nu blijkt dat de Europese literatuurprijs zonder verdere beschrijving, van alles kan zijn. Er bestaan er verscheidenen; van de Groene Amsterdammer, de Europese Unie, de stad Strasbourgh... en geen van allen maken melding van dit boek. Enkel het boek zelf heeft een verwijzing naar deze prijs, niet visa versa. Ook recensies zijn er amper.

Het boek geeft wel een inzicht in het leven tijdens Franco. Waar men elkaar absoluut niet blindelings kon vertrouwen, er andere normen en waarden golden, vrijheid een relatief begrip was en de kerk een dominante positie innam. Dit blijkt o.a. uit het feit dat Justo, als verrader voor het Franco regime, alleen geestelijke boeken leest. Ook worden er verzetsblaadjes beschreven, zoals Mundo Obrero, Treball, Universitar, Luchas Obreras, Lluita obrera, die verspreid worden door de ondergrondse beweging volksinformatiedienst (API). Tot slot speelt een deel van het verhaal zich op de achtergrond van de Tancada en het proces van Burgos en de noodtoestand die als gevolg hiervan was uitgeroepen.


Mijn conclusie: het boek is niet goed, maar ook niet slecht. Aanraden zal ik het echter niet.


Tot slot de locaties. Wederom een stratenboek. Het nut van deze exercitie? De hoop op beschrijvingen van plekken die het bezoeken waard zijn. Maar in dit boek doet de locatie er eigenlijk weinig toe. Het situeert steeds zeer kleine episoden. En daarom is dit onderdeel nu tot het slot verbannen, want feitelijk is de opsommingen nu gelijk aan het lezen van een stratenboek. Is het dan alleen bladvulling? Want daar waar de straten me al bekend voorkomen, gaf het weinig extra decor. Op enkeling na:

Gran Via: toegangsweg, waarover de Aragonese emigrantenfamilie van Martin Telló, Barcelona binnenkomt. Volgens wikipedia schijnt dit met haar 13,1km de langste weg van Spanje te zijn. Toen nog Avenida José Antonio geheten wordt er in het boek en passant vermeld. Dit komt omdat Franco de naam van deze straat, die volledig Gran Via de les Corts Catalanes heet, had verandert, omdat hij alles wat met Catalonië te maken had verbood.

Avenida Paralelo: het theaterdistrict met verwijzingen naar o.a. Arnautheater en El Molino. Aan de schrijfwijze is te zien dat de schrijver een Catalaan is, want in het Spaans heet de straat Paral-lel. In andere gevallen gebruikt de schrijver echter de Spaanse schrijfwijze, zoals bij station Francia, want op het gebouw staat in Catalaanse koeienletters Estacio de França.

Patisserie in Calle Petritxol: hier spreekt Carme af en toe af met haar vriendin Clara. Een echte aanrader voor het Spaanse ontbijt of tussendoortje churros con chocolate. In deze straat zit de best zaak van de stad.

Avenida Mistral: hier gaat Mateo Moreno wonen na de politieacademie. Een straat dat zich net geen Rambla mag noemen, maar wel door voetgangers en met name zonaanbiddende pensionarissen wordt bewoond. Dit is ook de straat waar ik mijn Spaans dagelijks bijspijker.

Er zitten een aantal overlappen in met het boek in de Schaduw van de wind. De meest centrale bekende straten en plekken zoals Puerta del Angel, standbeeld van Columbus, Plaza de Cataluña, Arc de Triomf en aangrezend Parc Ciudadela, Avenida Diagonal, de voormalige gevangenis in kasteel Montjuïc en het politiebureau aan de Via Layetana 'dat synoniem stond voor martelingen, mishandelingen en aframmelingen [een voorbeeld van een opsomming uit dit boek dat niet heel sterk is daar de opsommingen te eenduidig zijn] ', waar net als Mateo Moreno ook Fumero 'praktijk' hield. Wat verder opvalt aan de overige straten is dat het veel verwijzingen zijn naar andere steden en landen. Dit heeft echter geen dieper gelegen betekenis, omdat het plot verder niet naar de verre landen en oorden refereert. Al hier het stratenboek [het is tijdens het lezen toch al opgeschreven en wie weet vindt iemand er wel een verborgen boodschap in]:
Calle Casanova, station Francia, Ronda Universidad, het strand van Barceloneta, Calle Valencia, Calle La Marina, Calle Lepanto, Calle Tallers, Santa Maria del Mar, Plaza Urguinaona, Via Layetana, Calle Caspe, Calle Jonqueres, kerk Sant Josep Oriol, Calle Granduxer met de San Gregorio Taumaturgo, Calle Nicaragua, Calle de San Antonio María Claret, Calle de Sicilia, Calle Pau Claris, Calle Villarroel, Plaza Lesseps, Calle Muntaner, Calle Craywinckel, begraafplaatsen Les Corts en Sancho de Ávila, Calle Berlinés, Calle Santaló, Pasaja de la Luz, Parc Güell, Calle Marina, Calle Menéndez Pelayo, Calle Gravina, Calle Balmes, metrostation Atarazanas, Avenida Meridiana, station Hostafrancs, Las Arenas, Calle Numancio, Calle Portugalete, Calle Escorial, Calle San Antonio María Claret, Calle Padilla, Maria Medianera-kerk in de Calle Entenza, Calle Roger de Flor, Pasaje de San Antonio, Santa Coloma, Calle Muntaner, San Agustín kerk, El Liceo theater, Via Augusta, Ronda de San Pablo, Calle Londres, Calle Aribau, Calle Urgell, Calle Diputacion, Calle Enrique Granados, Calle Muntaner, Calle Jovellanos, Calle Ciutut, Avenida Meridiana, Calle Escocia, Calle Aragón, Plaza de Castilla, Paseo de Gracia, Calle Rocafort, Calle Rosellón.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten