De dag van morgen, een
boek van de in Barcelona woonachtige Ignacio Martnínez de Pisón, wordt op de
kaft alom geprezen door Spaanse media. Een vriendin neemt het vertaalde boek voor
me mee uit Nederland en op een donkere winteravond sla ik de eerste pagina
open. Hieronder mijn boekcommentaar.
Het
boek is geschreven als een moderne Decamerone. Twaalf
perspectieven op de persoon Justo Gil Tello, bekend als informant 'De Rat' voor
de Politiek-Sociale Recherche, worden verteld door mannen en vrouwen over een
tijdsperiode van 35 jaar.
Martín Tello
vertelt over hoe hij Justo en zijn zieke moeder onderdak aanbood bij hun aankomst in Barcelona en hoe
hij als kapper aan huis bij de familie Nebot in 1969 Justo opnieuw tegenkwam, maar deze hem niet wilde herkennen.
Pascual Ortega vertelt over Justo's tijd
als rokkenjager en de romances met Juju, Fina, Lourdes, Angelines, Cristina en
Aurora tijdens zijn toelatingsexamen voor gemeentesecretaris, hoe hij hem zwemles geeft in Barcelonetta.
Pere Riera
vertelt over de tijd dat hij als verkoper werkte voor 'alles' handelaar meneer Manuel en hoe Justo
altijd alles verkocht kreeg en de anderen de loef afstak, totdat Justo besloot
zijn eigen zaakjes te regelen en hen allen in de kou liet staan.
Carme Román, de wees die na een waternoodsramp bij haar
tante, oom en nichtjes in Barcelona komt wonen, vertelt over de ontmoetingen in
de drukkerij van oom Augustí in1964 en de periode als compagnon van Justo in
het postorderbedrijf. Als bedrogen compagnon vertelt ze vervolgens hoe
haar familie een rechtszaak aanspant, hoe ze besluit haar eigen leven te
leiden, toneel te spelen, te studeren en dat ze het gevoel heeft achtervolgd te
worden. En dat klopt, want ze is de heimelijke geheime liefde
van Justo geworden.
Maria Antonia Mir vertelt over de zieneres van Sant
Miquel del Fai, waar haar moeder haar mee naartoe neemt voor haar zieke
broertje Ramon en waar ze Justo ontmoeten, die hoopt op een wonder voor zijn
moeder.
Elvira
Solé vertelt over het jaar 1968 bij het aannemersbedrijf van Nebot, waar zij
als chauffeuse en secretaresse werkte, de ontmoetingen in bar Taita
tussen haar vriendinnen en de groep rondom de zoon van Nebot (incl. Justo). Het is bijzonder dat Elvira een rijbewijs heeft, want
tijdens het Franco regime werden vrouwen veel rechten ontnomen en werden ze
veroordeeld tot het zijn van huisvrouw.
Toni
Coll vertelt over de herinneringen van zijn opa, de senator, aan de tijd in de
bar Bocaccio, waarover een dossier is opgesteld door 'De Rat' met alle
gespreken over poëzie, kunst en politiek om de
schadelijkheid van deze vriendengroep als ‘antifranquisten’
te categoriseren. Uiteindelijk blijkt hij, de zoektocht van zijn opa
voortzettend, de ware verteller van het boek te zijn, die alle anderen is langsgegaan
en heeft geïnterviewd om het ware verhaal boven tafel te krijgen.
Mateo Moreno, opgegroeid in het nonnenkindertehuis
Hogares Mundet, vertelt over zijn tijd bij de opsporingsdienst en politie vanaf 1969, de ondervraging van Justo en
makkers na arrestatie in de Bocaccio, de tijd dat Justo als zijn persoonlijke
informant werkte, hij was
aanwezig bij de arrestatie van Eliseu Ruiz en vele anderen verraden door Justo. Uiteindelijk blijkt hij
gedurende al die jaren het dichtst bij Justo te staan en hem het best te
kennen.
Eliseu
Ruiz, kameraad uit Reus, die door het Comité naar Barcelona is gestuurd om een
grote demonstratie te organiseren door de abdij van
Montserrat te bezetten (de Tancada). Hij wordt uiteindelijk door toedoen van Justo
gearresteerd, die het op zijn notitieblokje had gemunt.
Marc Jordana,
acteur, die deelneemt aan de Tancada en Justo aantekeningen ziet maken die niet voor
het manifest zijn bedoeld en ziet hoe zijn vrije relatie vriendin Chantal, die
de seksuele revolutie hoog in het vaandel draagt, Justo als 'bespeelkameraad'
opwindt. Hij
komt Justo na zijn terugkeer uit het Argentinië van Perron in
1974 tegen. Justo is dan al niet meer de jonge vitale man, hij is in
korte tijd verouderd; loopt mank en zijn gezicht is getekend met een litteken in de vorm van de
letter H. Hij komt erachter dat Chantals obsessieve vermoeden over Justo de
verrader werkelijkheid blijkt als de straten in 1976 volhangen met zijn gezicht
op pamfletten - gezocht; verklikker van de sociale brigade.
Hilario
Lazcano, de 'achterlijke' jonge informant van Justo, die altijd zijn schildpad
meeneemt omdat alleen die hem beschermt van de geluiden in zijn hoofd. Hij krijgt van Justo de
opdracht om de beschermengel van Carme te zijn. Gezamenlijk bouwen ze, van voornamenlijk Hilario’s spaargeld,
op een stuk gekocht land in Vallirana een huis (monument voor Carme). Op een gegeven moment krijgen ze een auto-ongeluk en wordt Hilario teruggestuurd naar zijn ouders.
Noel Leon, zoon
van palindromisten in het dorp Vallirana met het motto sé verla al revés (weet
het andersom te zien), stopt vanaf 1975 al zijn vrije tijd in het helpen van Hilario
en Justo om het (droom)huis te bouwen, hij brengt Justo na het ongeluk samen
met zijn vader naar het ziekenhuis en wordt later door Justo weggestuurd en
niet herkend, waarschijnlijk voor zijn eigen veiligheid. Hij ziet vanuit de bosjes hoe Justo wordt vermoord.
Manel
Pérez, wordt als laatste op pagina 262 van het 306
tellende boek geïntroduceerd. Als
puber betrokken geraakt bij de Catalaanse extreem rechtse beweging, deelgenomen
aan de Fuerza Joven en de militaire opleiding waar Justo training aan gaf, o.a.
schietoefeningen vanaf zijn huis in Vallirana, en heeft later als journalist
het extreem rechtse netwerk in de pers blootgelegd. Justo
heeft hem o.a. geholpen met informatie over financieringsbronnen van het
ultraterrorisme, maar valt hem ook lastig met telefoongesprekken waar hij
episoden uit de Apocalyps voorleest. Na zijn doorbraak als journalist vertrekt hij definitief uit het duistere circuit.
Met één bindende factor in het verhaal, zijn er uiteraard
ook kruisbestuivingen, situaties, waarbij meer dan één verteller
betrokken is, maar voornamelijk Moreno als politieagent
vaak opduikt in de verhalen van anderen. Zo bezoekt Mateo Moreno de 'drukkerij' van de familie van Carme,
opzoek naar pamfletten en informatie en toetst hij de 'de mate van
welwillendheid' van Carme. Door de vervalsingen van Justo in de dossiers die hij
doorspeelt ' alleen om ze bang te maken en te wreken voor hun gedrag jegens Justo’ of ‘om ze een dagje te laten vrezen op wat zal
komen in de via Layetana'
verwikkelen de verhalen van Mateo en de vrienden van opa Coll, Marc Jordana en
Elvira zich. Verder
wordt Hilario opgepakt en naar huis gestuurd door
Moreno. Moreno komt na Noel’s telefoontje naar Vallirana en vindt Noel in shock
naast het lichaam van Justo. Moreno overhandigt
de kogel met het gegrafeerde geboortejaar van Justo, 1939, aan Manuel Pérez
in 1978. Justo
is niet meer en daarmee is het verhaal bijna ten einde. In de epiloog
ontmoeten Carme en Toni elkaar en begint Carme opnieuw haar verhaal.
De
perspectieven maken het zeker boeiend. Hierin heeft La Vanguardi met prominent op de kaft de uitspraak ‘een boek om te verslinden’ zeker gelijk in. Als een
detective sla je
pagina na pagina om op zoek naar nieuwe aanwijzingen tussen al die gedrukte
letters. Beetje bij beetje construeer je het verhaal dat de schrijver je
eigenlijk wil vertellen. Maar hier is de schrijver zeker
niet uniek in. Deze
techniek wordt regelmatig toegepast, zoals bijvoorbeeld ook door de tijdgenoot van Martínez de Pisón, Julia Navarro in ‘Het Sindone Complot’ waar
verschillende verhalen en tijden door elkaar heen lopen en tegelijkertijd ook met elkaar te maken hebben en telkens
een stukje van de puzzel vrijgeven.
Maar er zijn ook, naar mijn menig, erg veel
minpunten. Een
rommelig begin, zonder sterke zinnen. Ook verbaast me het gebruik van
spreektaal, terwijl het duidelijk steeds gaat om een
vertellende ik persoon en niet een dialoog. '..we het gevoel hadden dat het een
beetje van ons was of zo. (p.8) ' Je zou zeggen dat een dergelijk gevoel ook
dieper omschreven kan worden. Of neem 'Lid van de Club de Polo en zo (p.51)'.
En het toppunt van spreektaal: het gebruik van haha. Over het geheel is het
verhaal in spreektaal opgeschreven. Dat is een stijl, een keuze van de schrijver
en meningen over schoonheid kunnen verschillen. Ook zijn er
vreemde zinconstructies; ‘Toen we Barcelona waren
binnengekomen, hadden we andere, grotere en mooiere gebouwen gezien, maar dit
was nog veel indrukwekkender (p.8)' . Uiteraard is het
de vraag
of de schrijver dit zo geschreven heeft of dat het door de vertaling komt. Onbegrijpelijke interpunctie: te pas en te onpas gebruik van het
beletselteken (...): midden in een zin of op het einde. Op pagina 10 wel drie
keer! De hoofdstukken. Zonder logica. Niet een nieuw personage of
nieuwe tijd. Gewoon een nieuwe pagina. Of neem nu onbegrijpelijke vergelijkingen 'zelfs van een geranium kon je meer
uitdrukkingsvermogen verwachten dan van dat arme mens...' of ' veranderen als
een blad aan een boom', aan mij heeft een geranium nog nooit een
uitdrukkingsvermogen vertoond en uit de tweede vergelijking zou ik nooit
opmaken dat bedoelt wordt dat iemand gaat flirten. Ook
deze zin had ik een andere interpretatie gegeven: ‘Voor mij was de toekomst een
schoolbord waarop nog niets geschreven stond (p. 182).’ Een schoolbord wordt
juiste telkens weer uitgewist. Het heeft een beeld gecreëerd over het verleden,
over bestaande kennis. Aantekeningen zijn er over gemaakt en onderdelen zijn
onthouden om in de toekomst mee te nemen. Maar of het volschrijven van één
schoolbord de toekomst bepaalt? Volgens mij is een schoolbord juist een uiterst
geschikt medium om verschillende paden die je bewandelt weer te geven. Bij een
doodspoor, wis je het uit en sla je een andere weg in. De herinneringen en de
geleerde lessen zijn dan al beklijfd. Natuurlijk zijn er ook vermakelijke
vergelijkingen, zoals de volgende over de kunst van
het verhoor:' Na een paar uur [de verdachte in het ongewisse van zijn opsluiting laten wachten]
kwamen de eerste vragen. Het kon al het definitieve verhoor zijn of niet. Zoals een
vrouw die de oven opendoet en met een naald in de cake prikt. Dat eerste contact diende om te weten of de verdachte al klaar was of
niet. (p.103).'
Na
deze observaties en het uitlezen van het boek wilde ik er recensies bij gaan zoeken. Mijn
interesse was al na pagina 2 gewekt: waarom wordt het op de
kaft door de grote Spaanse kranten zo geprezen en heeft dit boek
een nominatie voor Europese literatuurprijs 2011? Waar ik zeker in
kan komen is 'zonder bombast' (Heraldo de Aragón), maar wat is de
scheidslijn tussen zonder bombast, direct, uit het hart en
ware literaire ethiek? Behoort alledaagse spreektaal niet meer tot de lectuur? Op
grond waarvan is hij genomineerd en wat wordt er gewaardeerd dat ik
niet heb kunnen bewonderen in dit boek? Nu blijkt dat de Europese literatuurprijs zonder verdere beschrijving,
van alles kan zijn. Er
bestaan er verscheidenen; van de Groene Amsterdammer, de Europese Unie, de stad
Strasbourgh... en geen van allen maken melding van dit boek. Enkel het boek
zelf heeft een verwijzing naar deze prijs, niet visa
versa. Ook recensies zijn er amper.
Het boek geeft wel een inzicht in het leven tijdens
Franco. Waar men elkaar absoluut niet blindelings kon vertrouwen, er andere normen en
waarden golden, vrijheid een relatief begrip was en de kerk een
dominante positie innam. Dit blijkt o.a. uit het feit dat Justo, als verrader
voor het Franco regime, alleen geestelijke boeken leest. Ook worden er
verzetsblaadjes beschreven, zoals Mundo Obrero, Treball, Universitar, Luchas
Obreras, Lluita obrera, die verspreid worden door de
ondergrondse beweging volksinformatiedienst (API). Tot slot speelt een deel van
het verhaal zich op de achtergrond van de Tancada en het proces van Burgos en
de noodtoestand die als gevolg hiervan was uitgeroepen.
Mijn
conclusie: het boek is niet goed, maar ook niet slecht. Aanraden zal ik het
echter niet.
Tot
slot de locaties. Wederom een stratenboek. Het nut van deze exercitie? De hoop
op beschrijvingen van plekken die het bezoeken waard zijn. Maar in dit boek
doet de locatie er eigenlijk weinig toe. Het situeert steeds zeer
kleine episoden. En daarom is dit onderdeel nu tot het slot verbannen, want
feitelijk is de opsommingen nu gelijk aan het lezen van een stratenboek. Is het
dan alleen bladvulling? Want daar waar de straten me al bekend voorkomen, gaf
het weinig extra decor. Op enkeling na:
Gran
Via: toegangsweg, waarover de Aragonese emigrantenfamilie van Martin Telló,
Barcelona binnenkomt. Volgens wikipedia schijnt dit met haar 13,1km
de langste weg van Spanje te zijn. Toen nog Avenida José Antonio geheten wordt
er in het boek en passant vermeld. Dit komt omdat Franco de naam van deze
straat, die volledig Gran Via de les Corts Catalanes heet, had verandert, omdat
hij alles wat met Catalonië te maken had verbood.
Avenida
Paralelo: het theaterdistrict met verwijzingen naar o.a. Arnautheater en El
Molino. Aan de schrijfwijze is te zien dat de schrijver een Catalaan is, want
in het Spaans heet de straat Paral-lel. In andere gevallen
gebruikt de schrijver echter de Spaanse schrijfwijze,
zoals bij station Francia, want op het gebouw staat in Catalaanse koeienletters
Estacio de França.
Patisserie
in Calle Petritxol: hier spreekt Carme af en toe af met haar vriendin Clara.
Een echte aanrader voor het Spaanse ontbijt of tussendoortje churros con
chocolate. In deze straat zit de best zaak van de stad.
Avenida
Mistral: hier gaat Mateo Moreno wonen na de politieacademie. Een straat dat
zich net geen Rambla mag noemen, maar wel door voetgangers en met name
zonaanbiddende pensionarissen wordt bewoond. Dit is ook de straat waar ik mijn
Spaans dagelijks bijspijker.
Er
zitten een aantal overlappen in met het boek in de Schaduw van de wind. De
meest centrale bekende straten en plekken zoals Puerta del Angel, standbeeld
van Columbus, Plaza de Cataluña, Arc de Triomf en aangrezend Parc Ciudadela, Avenida
Diagonal, de voormalige gevangenis in kasteel Montjuïc en het politiebureau aan
de Via Layetana 'dat synoniem stond voor martelingen, mishandelingen en
aframmelingen [een voorbeeld van een opsomming uit dit boek dat niet heel sterk
is daar de opsommingen te eenduidig zijn] ', waar net als Mateo Moreno ook
Fumero 'praktijk' hield. Wat verder opvalt aan de overige straten is dat het
veel verwijzingen zijn naar andere steden en landen. Dit heeft echter geen
dieper gelegen betekenis, omdat het plot verder niet
naar de verre landen en oorden refereert. Al hier het stratenboek [het is tijdens
het lezen toch al opgeschreven en wie weet vindt iemand er
wel een verborgen boodschap in]:
Calle
Casanova, station Francia, Ronda Universidad, het strand van Barceloneta, Calle
Valencia, Calle La Marina, Calle Lepanto, Calle Tallers, Santa Maria del Mar,
Plaza Urguinaona, Via Layetana, Calle Caspe, Calle Jonqueres, kerk Sant Josep
Oriol, Calle Granduxer met de San Gregorio Taumaturgo, Calle Nicaragua, Calle
de San Antonio María Claret, Calle de Sicilia, Calle Pau Claris, Calle
Villarroel, Plaza Lesseps, Calle Muntaner, Calle Craywinckel, begraafplaatsen
Les Corts en Sancho de Ávila, Calle Berlinés, Calle Santaló, Pasaja de la Luz,
Parc Güell, Calle Marina, Calle Menéndez Pelayo, Calle Gravina, Calle Balmes,
metrostation Atarazanas, Avenida Meridiana, station Hostafrancs, Las Arenas,
Calle Numancio, Calle Portugalete, Calle Escorial, Calle San Antonio María
Claret, Calle Padilla, Maria Medianera-kerk in de Calle Entenza, Calle Roger de
Flor, Pasaje de San Antonio, Santa Coloma, Calle Muntaner, San Agustín kerk, El
Liceo theater, Via Augusta, Ronda de San Pablo, Calle Londres, Calle Aribau,
Calle Urgell, Calle Diputacion, Calle Enrique Granados, Calle Muntaner, Calle
Jovellanos, Calle Ciutut, Avenida Meridiana, Calle Escocia, Calle Aragón, Plaza
de Castilla, Paseo de Gracia, Calle Rocafort, Calle Rosellón.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten