donderdag 26 september 2013

Netkous

Sinds kort neem ik deel aan schrijfwedstrijden. De uitslag van de eerste wedstrijd 'studentenhuis' is ondertussen bekend. Het winnende verhaal is hier te lezen. Maar natuurlijk wil ik mijn verhaal niet laten verdwijnen. De volgende opdracht was meegegeven;

Hoewel je ongetwijfeld boekdelen kunt vullen met de verhalen over het studentenhuis, maken wij de wedstrijd wat interessanter. Schrijf een verhaal van maximaal 500 woorden waarin de onderstaande dialoog verwerkt is:
A: Het was echt een zooi. Ze zetten de afwas op de gang.
B: Ik heb ook een keer een kijkavond gehad.

Hieronder mijn bijdrage. 

Netkous

Op mijn achttiende ga ik het huis uit! Met bravoure riep ik dat al zes jaar voor de grote dag. Elke keer als ik ongelijk behandeld werd, de wereld me te klein was of thuis zijn simpelweg ondraaglijk. Enerzijds omdat ik echt wel benieuwd was naar het vrije studentenleven, maar ook om me nog groter voor te doen tegenover mijn vrienden en kleine broertjes.

Sindsdien waren deze 13m2 mijn paradijs. De stroeve ramen die uitkijken op de Breestraat, de vergeelde en bevlekte tapijttegels met al hun verhalen, maar vooral de hoogslaper met het tweeëneenhalfpersoons bed zal ik missen. Ik verlaat mijn gekoesterde studentenhuis om terug naar huis te trekken. Geen stufi, tussen twee banen en een lege bankrekening. Met hangende pootjes naar paps en mams, die me natuurlijk met open armen zullen ontvangen. Maar Kris en Joep... Ik hoor ze al lachen. Ze hebben me veroordeeld tot de kleine logeerkamer op zolder. Natuurlijk is het maar voor even, totdat iemand mijn sollicitatiebrief wel uit 200 inzendingen pikt.

“Toch een hoop troep dat je in acht jaar studeren verzamelt”, glimlach ik verontschuldigend als Kim met een vies gezicht een ooit fluorescerende haarband tevoorschijn tovert. De inhoud van de laatste la met verschillende verkleedkleren en accessoires ligt over de vloer uitgestrooid. Het stinkt naar oud bier en te weinig frisse lucht. Maar het zijn geweldige herinneringen. Neem nu die afgrijselijk kapotte netkous.
“Kijk Kim, herinner je deze nog?”
Kim fronst haar voorhoofd.  “Het Halloweenfeestje? Het Moulin Rouge feestje? Sexy lingerie of oma pyjama feestje?”
Ik blijf nee schudden. “Nog veel eerder. Die avond dat ik Bram ontmoette.”
“Ja, natuurlijk. Het illustere, beruchte fout & 18+ feest! Jouw pakje kon echt niet. Dat hij daarop viel, ongelooflijk!“
Ik had net mijn eerste hospiteeravond achter de rug. Een grote teleurstelling. Gelukkig sleurde Kim me mee naar dat feest. Toen ik voor ons een biertje ging halen, bleef de netkous aan Bram’s cowboylaars haken.
“Je hoeft niet zo sip te kijken. Hoe minder netkous, hoe mooier ik je vind”, fleurde hij me op.
“O, nee. Dat is het niet. Ik had net een hospiteeravond en ze hebben me niet gekozen. Niet dat ik er wilde wonen, hoor. Het was echt een zooi. Ze zetten de afwas op de gang!”
“Ik heb ook een keer een kijkavond gehad. Een ordinaire vleeskeuring.” gniffelde Bram. Zijn blik verslond me. “Volgens mij is dit je lucky dag, want bij ons komt een kamer vrij. Voor een kusje stel ik je voor aan je toekomstige huisgenoten.”

“Pas hem eens?” Kim gooit me de kous toe en doet zelf de haarband om. We schieten in de lach.

De toeter van Joep met het bestelbusje klinkt schel door de lege kamer.
“Inpakken en wegwezen”, roep ik Kim toe. 
Snel gooien we alle herinneringen in de verhuisdoos en rennen naar beneden. BANG. De deur van de studentenkamer valt in het slot. De netkous hou ik nog even aan. Wie weet wanneer die weer geluk brengt.

dinsdag 17 september 2013

Herfst

Tijdens de lunch wordt er warme soep geserveerd. De weervrouw laat steeds vaker regenwolkjes zien. De avond valt elke dag vroeger in. De schoolkinderen zijn ’s avond laat stil, omdat ze de volgende dag weer naar school moeten. En ik heb voor het eerst sinds tijden weer een lange broek aan. De zomer is overgegaan in de herfst. Sneller dan verwacht.

Bang om mijn bronzen kleur kwijt te raken, zoek ik actief naar de zon. Ik wil nog even snoezen met de zonnestralen. Twee straten verder staat een verlaten gemeentebankje in een sprankje namiddagzon. Op de hoek met de Nou de la Rambla en de Exposició. Het uitzicht zijn de grijze stenen van de school aan de overkant en de top van de Montjuic. Maar daar is het me niet om te doen. Ik ga aan de rechterkant zitten, want in het midden is zo asociaal, en sla het boek* ‘De bekentenis van Adria’ open. Terwijl ik lees over Adria’s filosofische redeneringen aangaande het kwaad en zijn eigen schuldvraag, gaat er een vrouw links van me zitten. Haar zoete parfum trekt mijn aandacht.

Over de pagina’s heen gluur ik naar mijn bankgenoot. Een wat oudere vrouw. Ik kan zien dat ze vroeger een mooie dame was. Ze is verzorgd, maar niet te opgedirkt. Haar nagels zijn rood gelakt en de rimpels in haar hals heeft ze zorgvuldig verborgen achter een sjaaltje. Waarschijnlijk is ook zij een kind uit het Franco regime, net als Adria. Ze zit niet op haar gemak. Onrustig kijkt ze om zich heen. Te vaak kijkt ze op haar gouden horloge. Waarschijnlijk verwacht ze iemand.

Ik sla pagina voor pagina om. Dan weer zit de oude vrouw naast me, dan weer loopt ze onrustig door de straat. Continu het bankje in de gaten houdend. Ik begin me schuldig te voelen, zou ik een heimelijke ontmoeting verpest hebben door het bankje bezet te houden? De schaduw van de lantaarnpaal doet me naar links opschuiven. Zolang het zonnetje schijnt en ik niet weet of Adria vergiffenis krijgt, blijf ik zitten.

Veertig pagina’s later zit ze aan mijn rechter kant. Met een katoenen zakdoek dept ze haar ooghoeken. Zelfs voor Spaanse en al helemaal voor Catalaanse maatstaven is haar afspraak buitensporig laat. De zon zal spoedig achter de school zakken. Het wordt kouder. Ik sla een sjaal om me heen. De vrouw slaat haar armen om zich heen. Uiteindelijk staat ze daadkrachtig op. “Adéu”, mompelt ze. Ik weet niet of ze het tegen mij heeft of tegen de onbeantwoorde liefde. Voor mijn ogen is ze ouder geworden. De lente voelt ver weg.

*Sinds enige tijd schrijf ik boekrecensies over Spaanse literatuur. Aan de rechterkant van de blog staan de titels opgesomd. De recensie van ‘De bekentenis van Adria’ verschijnt binnenkort.  

maandag 9 september 2013

Boogie Woogie Swingkapper

Het woord boogie woogie heeft een extra betekenis, die alle drie de oude vormen verenigt. De dans, de piano muziekvorm en het schilderij van Piet Mondriaan. Bij de swingkapper ervaar je deze echte boogie woogie sfeer. Als alle winkels de rolluiken reeds lange tijd naar beneden hebben laten vallen om de dag aan de nacht te overhandigen, draait de swingkaper zijn beste uren.

Het is het buurtcafé voor de Afrikaanse en Kaapverdiaanse buurtgenoot. Van verre hoor je de muziek, het gekakel en zie je de bijna stroboscopische lichteffecten van de ongezellige neonverlichting. Stoere mannen hangen in de kappersstoel te pronken met hun blits blits telefoon en stras oorbel, terwijl de nog hippere swingkapper de horizontale, verticale of golvende streepjes over hun schedel bijwerkt. Of minivlechtjes, want dat schijnt heel mannelijk te zijn. Of het nu scheren, knippen of steken is, allemaal is het een allerbelangrijkst karwei. Want als je haar niet goed zit - scoor je niet!

Dus hup, voor het uitgaan, of het ordinair flaneren over de carrer Blai, nog even de puntjes op de i. En elke avond is het raak. Gegarandeerd een volle zaak bij de swingkapper, want een zekerheid in het leven is dat haar weer aangroeit (totdat je kaal bent). De swingkapper kan de aanloop nauwelijks aan en heeft daarom maar extra hangplekken gecreëerd in zijn zaak. En een gigantisch TV scherm met wulps dansende vrouwen op hitsige muziek. De rij is ermee in zijn nopjes. Nog een drankje en helemaal compleet.


Meestal hoeven de adonissen de zaak niet eens te verlaten om met hun boogie woogie waggelloop de dames het hoofd op hol te brengen. De testosteronwalm bij de swingkapper is zo sterk, dat de vrouwen uit zichzelf, als bijen naar de honing, de weg naar de swingkapper weten te vinden. En in hun kielzog hun kroost, al even hip met kruis op de enkels en schitterende oorlellen.  Een bijna huiselijk tafereel. De swingkapper: hoe kan een buurt ook zonder.