zondag 28 april 2013

Metro V: Piercings

Elk ritje reis ik met gepiercte personen. Leeftijdgenoten, iets jonger of veel ouder. Ze zijn er weg van. Hoe meer, hoe beter. Moderne pantsers en speren. Het kuiltje in de kin steekt gevaarlijk vooruit. Op de bovenlip siert soms een knopje. Als een eigentijdse schoonheidsvlek. Of de lip heeft in het midden een ring. Dwars erdoorheen. En is het niet de lip, dan is het tussenschot van de neus. Stierachtig. Alternatieve, meer creatieve uitingen zijn te vinden in het midden van de wang, halverwege de nek als een kunstmatige adamsappel of midden op het voorhoofd. Elk stukje vel kan kennelijk benut worden om een metalen voorwerp aan op te hangen.
Achter de scherpe randjes zijn ze (vast) lief en aardig.

Mocht het staal met de jaren ontbrekenl, dan zie je wel de sporen die deze hebben achtergelaten. Zo hebben velen een uitgerekte oorlel met een groot gat. De doorsnede hiervan kan oplopen tot vijf centimeter. Vliegjes, vlinders en zelfs een kolibrie zou erdoorheen kunnen fladderen.

Alleen de wenkbrauwpiercing lijkt uit de mode te zijn geraakt. Dat is een unicum als je die tussen de passagiers ontdekt. Bijna het schieten van een plaatje waard.

zondag 21 april 2013

Kat en Muis

De naam Barcelona gaat gepaard met Gaudi. Toeristen hoppen in oostelijke richting van Casa Batllo, La Pedrera, en de Sagrada Familia naar Parc Güell. En met hen de illegale verkopers van souvenirs met daarop bonte verbeeldingen van Gaudi’s werken. De meeste van hen hebben Parc Güell als uitvalsbasis.

In dit dorre en droge park wordt het zand geregeld verplaatst door een stofwolk, achtergelaten door vluchtende illegalen, die sprintjes trekken van 100 meter om achter een cipressenboom weer tot rust te komen. Een bijzonder schouwspel is hier gaande. Beter gezegd een kat en muisspel. Aanschouw:

Op kleine kleedjes van één bij één meter stallen Pakistanen, Indianen en Afrikanen hun prullaria uit. Met een plumeau ‘snuffelen’ ze de zandkorrels van hun waar. Vervolgens ‘piepelen’ ze de toeristen: ‘Kijk naar mijn waar: zó veel voor zó weinig!’ Je bent een dief van je eigen portemonnee als je voor jezelf, je zus of je buurman niet een magneet koopt. Lang uitkiezen tussen de twintigtal verschillende varianten zit er echter niet bij. De verkopers worden op de hielen gezeten door de Guardia Civil, die constant op hen loert. Zodra de kattenkoppen op 25 meter te bespeuren zijn, worden de hoekpunten van het kleed naar elkaar toegevouwen en al rennend als een knapzak over de schouder gegooid. Weg de bosjes in. De politie, minder slank en soepel, zet het niet op een rennen. Geef ze eens ongelijk met de brandende zon in het zenit. Het is de huiskat eigen om niet te hard te werken voor zijn prooi. Ze vervolgen gestaag hun patrouilleroute, wetend dat ze hun aas over een aantal minuten weer zullen ontmoeten.

De kat neemt genoegen met het opjagen en de muis schikt zich hiernaar. Zo is er een natuurlijk evenwicht ontstaan en bevolken beide in harmonie als enige niet toeristen Parc Güell. Naast de mozaïek, de zuilengalerij en de slingerende paden is dit een authentiek beeld. Ik twijfel alleen of dit ook is meegenomen in de Unesco-werelderfgoed lijst.

woensdag 17 april 2013

Metro IV: Rode wangen

Lente is hier als een warme zomerdag in het Noorden. Geen wonder dat de toeristen zo lang mogelijk in het zonnetje baden. Op straat, terras of strand. Ze hebben geen erg in de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine D. Het liefst elke dag een overdosis.

’s Avonds is het tijd voor eten en fiesta. Dan dalen ze af in de ondergrondse op weg naar de tip uit de toeristengids. Ook zonder dat boekje zie je meteen wie de toeristen zijn, de rode konen en verbrandde schouders verraden hun middagbezigheid. De uitgelaten vrolijkheid, omdat het lichaam eindelijk opgewarmd is, doet de rest. Maar het zonnetje vormt ook een goed excuus voor verlegen Noorse jongens. De verbrande konen verbergen de rode blos op hun wangen als ze de blote bruine benen van de Spaanse schone begluren.

zondag 14 april 2013

Metro III: Safari

Twee broers uit een Noord-Europees land, net boven en onder de veertig, staan gespiegeld in de metro. De oudste houdt de reling met links vast, de jongste met rechts. Ze zijn goed voorbereid. Op alles.

De afritsbroek geeft een uitweg voor warm en koud weer. De gore-tex bergschoenen kunnen elk terrein aan. De lens van de camera maakt bespieden op grote afstand mogelijk. De kleur van hun jacket komt overeen met de boomstam van een plataan. Dit zijn er een hoop in Barcelona, dus de heren kunnen zich perfect verschuilen. In hun rugzak zit, naar ik meen, proviand. In elk geval zie ik een 1.5 liter fles water; in de nabije toekomst geen dorst.


Wat ik me afvraag is: dachten deze toeristen op safari te gaan in de binnenstad? Het is waar, in Barcelona lopen soms exotische beesten rond. Maar die zijn aan de stad gewend. Misschien hadden de gebroeders er beter aan gedaan een spijkerbroek, T-shirt en gympen aan te trekken. Dan zouden ze in elk geval minder opvallen en jagen ze de inheemse bevolking niet de stuipen op het lijf met hun uitrusting.

Metro II: IJdel

Een lange man met haar dat niet grijs maar wit is geworden. Statig en slank. Een blauwe sjaal accentueert zijn blauwe ogen. Elke minuut haalt hij zijn vingers nonchalant door zijn weelderige haarbos. Hij waant zich een soort Richard Gere. Op schoot heeft hij een aktetas, een heel klassiek model. Hier haalt hij een La Vanguardi uit. Maar hij begint de krant niet te lezen, hij vouwt hem dubbel. En nog eens dubbel. En nog eens. Zou hij als hobby origami vouwen hebben? We zullen het niet weten, want bij Diagonal verlaat ik de metro.

Soms zie je mensen die je betoveren met hun uiterlijk. Ze hebben een voorkomen dat je interesse wekt naar de persoon erachter, naar de levensloop en hoe ze zijn geworden wie ze zijn. Eigenlijk zou je ze aan willen spreken en willen vragen; ‘wat is uw verhaal?’ Maar dat durf ik niet. Nog niet. De metro is een veilige plaats om deze mensen te ontmoeten en op papier te fantaseren over hun gedachten.

maandag 8 april 2013

Kaas

Geen nood, deze blog gaat niet over het boek* van Willem Elsschot. Deze blog gaat gewoon over kaas. Kaas afkomstig van koeien-, buffel-, schapen- of geitenmelk.  Zacht of hard. Lekker en, tsjah, minder lekker. Gewoon omdat het kan.

Als onderdeel van onze inburgering hebben we een kaascursus gevolgd in het buurthuis van Poble Sec. Speciaal voor ons in het Castiliaans in plaats van Catalaans. Drie dinsdagen hebben onze smaakpapillen verschillende revoluties ondergaan van bitter, zoet, zuur, zout en umami. Prachtig woord vind je ook niet, umami. Japans voor umai heerlijke mi smaak ofwel hartig.
De avond begint met een stukje theorie. Hoe kaas en de mens al eeuwen samen gaan, zoals terug te vinden op Egyptische hiërogliefen.  Over de verschillende bereidingstechnieken en type kazen. Zo heeft een regio met veel bergen of veel groen meer koeien en respectievelijk meer kaas van koeien melk, dan daar in het dorre droge zuiden waar met name geiten grazen. Wil je op kaastoer in Spanje, dan moet je naar Galicië. Daar zijn de meeste van de 23 Spaanse kaassoorten te vinden. Beter nog, daar kun je de grens over. Naar Frankrijk, het land van de kazen, waar ze voor elke dag van het jaar een eigen kaas hebben.

Een aantal wist je datjes:
- om een camembert van 250 gram te maken, heb je 2,2 liter koeienmelk nodig;
- dit niets is in vergelijking met de Comté, daar hier 500 liter nodig voor 1kg;
- dit overeenkomt met melk van 30 koeien;
- de Comté kaasboer een strategische samenwerking aan moet gaan met een bierproducent, omdat dit heerlijke zoute kaasje goed samen gaat met een heerlijk heldere dorstlesser;
- je zelf jonge kaas kunt maken door melk op te warmen tot 80 graden en dit te laten stollen met citroensap;
- je de korst kan opeten, dit vaak een extra dynamiek aan de smaak geeft;
- Catalaanse kazen duurder zijn dan de Spaanse;
- er kazen zijn die €95,- de kilo kosten. Dit nog niet in de buurt komt van kaviaar en truffel, maar dat het met recht wel een plekje verdiend in de gastronomische keuken.
Na de rauwe taaie kost wordt het kaasplateau van de avond gepresenteerd. En daarmee de leukste zin van de avond: vamos a probarlo**. De docent snijdt volgens procédé van het midden naar buiten de kaas in gelijke stukken. Ieder stuk moet zowel het hart als de schil hebben, anders ervaar je niet de juiste smaak. We nemen allen een stukje in de hand. Mijn speekselklieren draaien ondertussen overuren. Maar stop, ho! Stop. We worden getraind om kenner te worden en dat gaat zomaar niet.

We moeten de kaas analyseren op haar uiterlijke kenmerken: eigenschappen van de schil, kleur, vorm, gewicht. Vervolgens categoriseren op de ‘innerlijke’ kenmerken: kleur en gaten. Op hoe zij aanvoelt; vochtig, korrelig, hard. En dan komt de geur: intensiteit, familie en aroma. Wat je daar bij moet denken? De volgende beschrijvingen werden in de groep gegooid: bos na een regenbui, groene appelgeur, champignons, sinaasappelboomgaard of penetrant onaangenaam. Als je nog niet van je stoel gevallen bent door de walm, moet je, in geval van een droge kaas, deze breken en de geur van het breekpunt opsnuiven. Letterlijk snuiven om high van te worden. Een geruststelling, hoe erger in hiërarchie de kaas stinkt, hoe minder de vorige onwel riekt. Die begint zelfs heel prettig naar madeliefjes te ruiken. Heel plaats en moment afhankelijk dus.

Oh heerlijk spijswaar, kom maar smelten op mijn tong. Op dit moment heb ik telkens smachtend uitgekeken. En wat je dan ervaart, pure rock & roll in mi boca***. Houd de kaas een paar minuten in je mond, voordat je deze doorslikt. Laat het rollen over al je papillen. En neem dan, op bevel, een slok Catalaanse wijn. Of bij blauwe kazen, sherry. De vraag of ik een Spaanse wijn met een Catalaanse kaas mag nuttigen hou ik maar voor me. Dat probeer ik thuis wel.

En dan begint de hele cyclus weer opnieuw. Kazen om te onthouden en een kans te geven, want soms moet je je er wel voor openstellen:
- de koning der kazen, met de mooiste naam van de avond: Idiazabal
- het jonge prille schapenkaasje: Cantagrullus-Peral
- de pikante vuurspuwende: Queso Casin
Of ik voortaan als dessert een kaasplateau zal nemen? Ik zal er even over nadenken, navragen welke type kazen ze aanbieden om dan toch te zwichten voor de crema catalana.

* Op de site van de DBNL is Kaas, het boek, in zijn geheel te lezen.
** wij gaan een stukje proeven
*** mond

vrijdag 5 april 2013

In de trein

De trein raast door de nacht en sust haar passagiers in slaap. Het Catalaanse landschap is onzichtbaar. Een donker gezicht. De coupé is stil, men is voldaan. Het was een heerlijke dag. De eerste echte lentedag. Mensen waren er massaal op uit getrokken om de lente haar groet te brengen door de oogsten van het vorige jaar te appreciëren. Een geschiktere plek dan het Middeleeuwse stadje Vic tijdens het Lactium festival is er niet: wijn, worst en kaas in overvloed. Tussen de 13de eeuwse kerken, modernista herenhuizen en de Romeinse tempel lopen mensen met een wijnglas om hun nek. Om hun nek? Ja, heel ingenieus. Bijna zonder handjes. Makkelijk om hier en daar wat te verorberen om daarna je gehemelte te bedwelmen met een fruitige, charmante, kruidige, sexy, intelligente, verfijnde wijn. Want kunnen die wijnboeren hun waar toch mooi aan de man brengen.

De passagiers in de trein hebben zich er ruimschoots tegoed aan gedaan. Nu kolkt hun buik. Het kolkt en het drukt. De blaas wil bevrijd worden en dit maakt het nimmer geliefde wc-hok opeens heel populair. Een geweldige kans voor dit sanitaire blok om zich nuttig te maken en haar echte waarde te doen gelden in plaats van zwart rijders en stiekeme rokers te herbergen. Dat zit er helaas niet in, de deur is in het slot gevallen. En zo wil het dat, toevalligerwijs enkel mannen, stoelen en het gangpad rondom deze kostbare vierkante meters dicht bevolken. En allen wachten in de hoop dat er iemand is, die sterk genoeg is. Die het slot kan forceren. Die een Black en Decker alleszaag op zak heeft. Ze bonken, ze trappen, ze gooien hun volle gewicht er tegenaan. Niets helpt. Gelaten nemen ze hun positie in.

De conducteur stapt de door alcohol bedwelmde coupé binnen. Alle ogen zijn op hem gericht. Waar gaat hij heen? Rustig waggelt hij voorbij de mannen, denkend wat een zootje ongeregeld, en haalt de loper uit zijn binnenzak. Een seconde later is hij verdwenen. Opluchting alom, spoedig kan men weer comfortabel tweede klas reizen en de gedachten aan andere onderwerpen wijden. Geduld is een schone zaak. Een tussenstation op een onbeduidende plek. De trein komt tot rust en de conducteur stapt uit. De WC-deur valt dicht. Pot dicht. Het is nog ruim drie kwartier tot Barcelona.