woensdag 31 juli 2013

Schatzoeker

Het strand is ’s avonds op zijn best. Zo rond het Noord Europese etenstijdstip. Met bombarie pakken de roodverbrande toeristen hun spullen en jolig trekken ze terug richting de stad om als enige de restaurantjes te vullen. Anderen, die nog lang niet aan eten denken en net de werkcomputer hebben dichtgeslagen, werpen hun handdoek uit om te genieten. Maar niet iedereen. Voor de schatzoeker begint op dit tijdstip de werkdag. Hij hoopt dat het strand die dag door een hoop verstrooide en nalatige toeristen bevolkt was.


Secuur stroopt hij het strand meter voor meter af met zijn metaaldetector. Bij piepjes begint hij met zijn voet het zand om te woelen. Blijft het aanhouden, dan is het tijd voor grover geschut. Door de knieën en met een spatel begint hij te schoffelen. De ene na de andere zandkorrel wordt van plek verwisseld. Wat zou hij vinden? Zijn vingers pakken iets uit het zand en vegen een voorwerp schoon. De spatel wordt in de riem gestoken en zwaar teleurgesteld gooit de schatzoeker een bierdopje weg naar een verder gelegen stuk.


Om zijn middel bungelt een plastic zak, waarin een sigarettenpakje, lepeltje en iets ondefinieerbaars doorheen schijnen. De voorlopige oogst. Ik vraag me af wat hij zoal vindt of het inderdaad een goudmijntje is. Nors bromt hij ‘muntjes’ en ‘weinig’. Een man van weinig woorden en nog minder sociale vaardigheden. Ik verzwijg maar dat zijn ‘collega’ een half uur eerder dit al strand onder de loep had genomen. Wie er, het metaalmannetje of de schatzoeker, op het eind van de dag meer naar huis brengt? Geen idee.

zaterdag 27 juli 2013

Het metaalmannetje

Rinkelend en klinkend wordt de winkelwagen door de straat getrokken. Van vuilnisbak naar container. Van vuilstortplaats naar prullenbak. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat dwaalt het metaalmannetje door zijn afgebakende stuk in Barcelona. De metaalmannetjes hebben de straten onderling verdeeld en als ze zich op het terrein van de concurrent begeven, is het ruzie. Behalve als deze tot dezelfde coöperatie behoort. Dan zijn ze nog wel bereid om gezamenlijk het koper uit de elektriciteitskabel van een TV te trekken. Soms zie je ze gevaarlijk in de vuilniscontainer hangen om er met hun hand een oud mes of ventilator uit te graaien. Ze slaan en trekken erop los om ook het laatste stukje metaal van een voorwerp in hun karretje mee te kunnen nemen.

Vandaag is het voor het metaalmannetje van Eixample raak. Een bekende winkelketen is bezig met een renovatie. Om de paar minuten komt een man, bedolven onder het grijs witte stof, naar buiten om grof vuil weg te gooien. Oude stellages en profielen dumpt hij in de container. Zodra hij de container zijn rug toedraait en zijn handen aan elkaar afklopt, snelt het metaalmannetje toe om zijn buit te slaan. Glinsteroogjes van de overdaad. Fluitend loopt het metaalmannetje weg op de melodie 'ik heb mijn wagen vol geladen, vol met aluminium, koper en ijzer.'

maandag 22 juli 2013

Tijdreizen in het park El Grec

Zodra je de trappen vanaf de Passeig de Santa Madrona beklimt, waan je je in een episode uit het hofleven van Versailles. De baroktuin wordt zacht geel belicht, de fonteinen sproeien en het geheel wordt omringd door cipressen. De hedendaagse klederdracht valt uit de toon, maar de entourage geeft je het gevoel van tijdreizen. In de warme maand juli draait het culturele seizoen hier overuren. Het park El Grec op de Montjuic met zijn ‘semi oud’ halve amfitheater is tijdens het El Grec festival het hoofdpodium voor een gevarieerd programma van dans, theater en muziek. In het spotlicht de voorstelling: Ode aan de Catalaanse dichter Salvador Espriu. Uitgevoerd door het zeer aan te prijzen jazz ensemble La Locomotora Negra en het Sant Jordi koor.

De arena is gevuld met honderd muzikanten en één dichteres. Zij declameert de gedichten. De rest geeft vol overgave de muzikale interpretatie weer. Ik versta geen Catalaans, de betekenis van de gedichten zweven aan mij voorbij, maar de klanken grijpen me. Het swingt de pan uit. De gekleurde stopdassen, de vele solo’s en door de kat boven op de rots waan je je in een vrolijk optreden van de aristocats. Dan weer in beland je in een hymne aan de schoonheid. Een heldere sopraanstem stijgt langs de treden van het amfitheater steeds hoger en hoger. Ze wordt versierd door een sax. Ze krijgt een liefdessonnet van de klarinet. Alsof een kattensnorhaar je huid doet tintelen. Op de kale achtergrond muur wordt op het ritme van de muziek een zwoele rode oranje kleur geprojecteerd. Om het nog sprookjesachtiger te maken, missen alleen de vuurvliegjes die ronddwarrelend dansen op de speelse tonen.

De piano trippelt poco poco naar de volgende episode. En de gebochelde dirigent draagt de zwarte blouse uit zijn broek, die schudt van links naar rechts. Een triester stuk nu, meer detail. Het licht verloopt heel gestaag van paars naar groen naar blauw. Er staat een eenzame trompet die een stuk over het verloren land vertolkt. Op de achtergrond een klaagzang van het koor. Kracht in eenvoud.



Vervolgens licht het weer rood op en hoor je een zwoele zachte mannenstem. Zoals honing een schrale keel streelt laat het je wegdromen om vervolgens door de trombone terug naar het amfitheater getrokken te worden, waardoor het een hele opgave is om stil op de plastic stadionstoeltjes te blijven zitten.

De maan staat al hoog aan het hemelgewelf als het applaus afneemt en ik de trappen weer afdwaal. In mijn hoofd swingt het ritme en hoor ik de regels van het Catalaanse vers ‘el meu poble i jo’ nadreunen. Zelfs op zo’n avond is het sterke nationalistische gevoel van Catalonië overheersend.

zondag 7 juli 2013

Buurkind

Ons balkon kijkt uit op een ‘hofje’. Beter gezegd, op andere huizen en kleine tuintjes op de begane grond tussen de straten Poeta Cabanyes en Carrer de Salvà. Het is er knus. Je kijkt bij elkaar naar binnen en kunt bijna het suikerkopje doorgeven. Nu de zomer echt gearriveerd is, en de verwachting voor de komende weken enkel boven de 30 graden is met weercijfer 10, staan alle deuren open om te luchten. Uit elk huis komen geluiden; muziek, geronk van de wasmachine of kinderlijk gelach dat soms wordt afgewisseld met geschreeuw of gehuil. Maar onderling contact is er niet. Op het buurkind na.

Elke dag staat ze op het balkon. Ze staat op haar tenen, trekt zich op aan de reling en legt haar kin daarop te rusten. Ze woont op de bovenste verdieping en overziet als een arend uit haar nest alle balkons op de Poeta Cabanyes. Er is altijd wel iemand buiten de was aan het ophangen, plantjes aan het verzorgen of gewoon een boek aan het lezen. Zodra zij een persoon in haar vizier krijgt, zet ze het op een groeten. ‘Hola!’, ‘Hola!’ galmt het door het hofje. In bariton een ‘Hola!’ terug. Dan komt haar tweede zin ‘Cómo te llamas?’ Soms volgt daarop een antwoord, soms is de persoon in kwestie alweer naar binnen gegaan. Nooit komt ze verder dan de tweede zin. Als je haar wat vraagt, slaat ze de ogen neer. Je begrijpt het spel niet; zij vraagt, jij antwoord.

Vandaag komt haar grote broer achter haar staan. Eén hand achter zijn rug en met de ander tikt hij zacht op haar schouder. Bliksemsnel draait ze zich om, alsof ze nattigheid aanvoelt, maar ze is te langzaam. Plets. Een waterballon spat tegen haar voeten uiteen. De broer schatert gul, het meisje is beduusd en rent naar binnen. Naar mama. Ik zou het helemaal niet erg vinden als hij mis had gegooid. Dikke kans dat de waterballon door de tralies naar beneden was gevallen. Precies voor mijn voeten. Want als de zon in zijn zenit staat, heb je na vijf minuten buiten staan al vier grote ronde zweetvlekken. Wat een heerlijke verkoeling kan water dan zijn.

dinsdag 2 juli 2013

Gelegenheidsbank

Vier mannen op een rij. Toevallige passanten of goede vrienden? Ze communiceren met gebaren van optrekkende wenkbrauwen, knipperende oogleden en al mompelende onverstaanbare woorden. Alles zonder haast. Synchroon gaan de hoofden van links naar rechts. Of van rechts naar links. Afhankelijk van welke kant een jonge dame met bruine benen voorbij dribbelt. Zichtbaar is er extra vreugde als de hak van hun prooi vast komt te zitten in de voegen van de stoeptegels en hun oogappeltje moet bukken. De kranten met kruiswoordpuzzels worden opgevouwen en de bril zakt geleidelijk naar het puntje. 

Gezamenlijk zijn de heren minstens 275 jaar. Hun wandelstokken geven het bankje vier extra poten. Maar er zijn meer voorwaarden om lid te worden van het gelegenheidsbankje. Een zonnebril, van licht of donker glas. Een hoed of cap tegen de zon. Linnen blouse of broek. Sandalen of bootschoenen. Typische opaatjes die je langs de hele Mediterrane zee tegen kunt komen. Af en toe schuifelt er een weg, maar de plek blijft nooit lang leeg. In plaats van met een ‘high five’, groet de nieuwe bondgenoot het gelegenheidspubliek met een lichte hoofdknik.

Bij het vallen van de nacht wisselt de wacht. Het bankje wordt overgenomen door drie jonge mannen met piekfijn verzorgd haar, jeans en een T-shirt waar de spierballen met tatoeages onder uit rollen. Het gedrag? Precies hetzelfde.