maandag 9 juni 2014

Bijna geadopteerd

Daar stond hij dan. Pal voor onze neus. De haarspeldbochten maakten het voor onbekenden onmogelijk om hard te rijden, dus kon Rolf op tijd remmen. Neus aan koplamp. Kwispelend loopt hij naar het voorportier. Raampje naar beneden en een vrolijke ‘blaf’ komt ons tegemoet. Een kop dat wacht op een aai, een bot, of beter nog een bal waar die achteraan kan rennen.

Wat doet een ‘huishond’ midden in de bergen? Moederziel alleen. We stappen de auto uit en verkennen links en rechts. Geen teken van leven. Geen auto in de vangrail. De steile bergwand biedt geen mogelijkheid naar boven. Het ravijn met beekje ligt er ongerept bij. We kijken elkaar aan en Rolf spreidt zijn armen in een gebaar van: ‘en wat nu?’

 De hond reageert er meteen op. Hij ziet de vlakke hand en gaat zitten. Met zijn staart veegt hij het asfalt schoon. ‘Halloooooo?’Geen reactie.  Er is hier echt niemand. De hond is jong, heeft een schoon gebit en duidelijk puppy training gehad. Een ‘huishond’ inderdaad. De vacht zit wel al vol met klitten en stof, de halsband is wat gehavend. Het beest loopt al een tijdje door het bos.

‘Fikkie, kom eens hier!’ Nee, eigenlijk klinkt dat helemaal niet als een hondennaam. Dan maar Hachi, naar de film die we met betraande ogen laatst hebben gezien. Diezelfde vertederende blik kijkt ons nu met een natte snuit aan. ‘Wat te doen?’ ‘Qua kleur past hij goed bij de kat’, grapt Rolf. ‘Laten we het in het dorp verderop vragen!’ En we beginnen de achterbak, die net vol lag met Franse wijn, leeg te halen. De lege achterbak lonkt. ‘Ga dan Hachi!’ Maar Hachi vlucht naar de overkant van de straat en gaat in de berm liggen. ‘Kom eens hier beestje.’ En kwispelend staat hij een seconde later weer naast ons. Maar in de achterbak springen, ho maar. De grote wijzer heeft ondertussen al twintig minuten weggetikt. ‘Wat te doen?’

Uit wanhoop spring ik als voorbeeld in de achterbak en Rolf staat al op het punt het beest er dan maar in te tillen. Op dat moment horen we een krakende toeter. Een oud 2cv met een nog oudere man stopt en gebaart ons bij hem te komen. ‘Catalanen?’ Vraagt hij naar het Spaanse nummerbord knikkend. Wij leggen in een mengelmoes van Frans, Spaans en ietsepietsie Catalaans uit dat we denken dat het beest is achtergelaten. De man stoot een lachkreet uit. Zijn gebit telt hoogstens genoeg tanden voor één tandenrij. In vlot Catalaans legt hij uit dat de ‘gos’ bij een berghut een stukje verder hogerop hoort. Een hond in vrijheid. Wij kunnen gerust door naar huis rijden, verzekert de man ons, en hij drukt het gaspedaal weer in. Beteuterd blijven we achter. Dat was het dan. In twintig minuten van is de hond te vertrouwen, wat is hij zielig, zullen we hem dan toch maar adopteren naar lege handen.

Thuis zoeken we het ras op: een Pyreneese Berghond. Correctie: letterlijk een echte Pyreneese berghond.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten