dinsdag 7 mei 2013

Stad der Wonderen


Barcelona heeft geprofiteerd en profiteert nog steeds van internationale evenementen. Zo is er jaarlijks in februari de World Mobile Congres, waardoor alle hotels een hele week volgeboekt zijn. Daarnaast is Barcelona het schoolvoorbeeld van hoe de Olympische Spelen de economie van een stad wel een boost kunnen geven. Aan de spelen van 1992 heeft de stad de sportfaciliteiten in Montjuïc, zoals het openluchtzwembad met panorama uitzicht op de stad, en de stranden te danken. Maar al begin vorige eeuw heeft Barcelona twee metamorfoses ondergaan, vanwege de wereldtentoonstellingen.

Over deze periode, van de wereldtentoonstelling in 1888 tot die in 1929, verhaalt het boek de Stad der Wonderen van de Barcelonees schrijver Eduardo Mendoza. Laten we terugreizen in de tijd en de geschiedenis herleven in de avonturen van hoofdpersoon Onofre Bouvila.

Het verhaal begint in een Barcelona, in het jaar 1887, toen er nog geen elektriciteit was, geen telefoon en geen trams. Onofre Bouvila trekt als dertienjarige van het platte land naar de stad en heeft één missie. Rijk worden. Hiervoor zet hij de wereld naar zijn hand en is hij bereid grote risico’s te nemen, duistere transacties te doen en het 'opruimen' van opponenten of andere lastposten die zijn pad kruisen.


Het verhaal van Onofre wordt meerdere malen onderbroken door een les geschiedenis, geografische of meteorologische over Barcelona en haar positie ten opzichte van Madrid (Spanje). 'Het klimaat is er zacht en zonder schommelingen: de lucht is er licht en helder, de weinige wolken die er soms hangen zijn wit; het weer is stabiel; het regent zelden.’ Vervolgens leest men over de Carthagers, Romeinen, Visigoten. Fransen en Moren. Allen bezetters en vormers van het huidige Barcelona. Gedurende het hele boek wordt duidelijk gemaakt hoe Catalonië leidde onder het Spaanse juk, door kleinering en vernedering. De beschreven situatie uit 1886 is vergelijkbaar met de huidige: frustratie ontstaan door een economische crisis met oplopende werkloosheid. Naar de hand gezette citaten als Madrid hield de touwtjes van de beurs stevig tussen de tanden’ geven de ongewenste financiële afhankelijkheid weer.

De historische gebeurtenissen, personages en ‘fictieve’ krantenkoppen moeten met een korreltje zout genomen worden. Zo komt Raspoetin opeens ten tonele en krijgt de burgemeester op een gegeven moment beschermheilige Eulalia over de vloer, die van haar sokkel in de kathedraal is geklommen, om samen met hem en notabelen over het lot en de toekomst van Barcelona te discussiëren. De histories zijn interessant en de anekdotes treffend, maar het geeft je een gevoel dat je naar een documentaire luistert of een Catalaanse gids achternaloopt door de nauwe straten in de Barri Gotic die je overrompelt met wetenswaardigheden en legenden: 'volgens etnologen hebben we twee specifieke kenmerken van ons ras te danken aan de Layetanen: de neiging van de Catalaan om het hoofd schuin naar links te houden wanneer zij doen alsof zij luisteren en, bij de mannen, de aanleg tot weelderige haargroei in de neusgaten.'

Maar voor de lezer is het een zoektocht. Wil de schrijver dat ik een les Spanje krijg of dat ik een roman lees over het leven van Onofre? Want voor dit tweede doel zijn de semi historische gebeurtenissen behoorlijk afleidend.

Het verhaal van Onofre begint in het pension aan de Carreró del Xup (regentonsteeg) uitgebaat door de familie Braulio. De vriendelijke goedlachse eigenaar van het pension, meneer Braulio, is heimelijk een travestiet, die ‘s nachts het pension ontglipt om zich onder het Sodom en Gomorra van Poble Sec te mengen.* Met zijn zeer goede geheugen vergeet  Onofre dit niet, zodat hij hem in een latere fase goed kan inzetten voor ‘klusjes’.  Mevrouw Agata leidt aan artritis en sterft vrij vroeg in het boek, een oninteressant personage. Dochter Delfina is manusje van alles en niemand schenkt haar een blik waardig, maar zij is feitelijk de belangrijke factor in het leven van Onofre door hem op het pad van de anarchisten te zetten. Dankzij dit eerste baantje in Barcelona 'clandestien de revolutie verbreiden' op de bouwkavels voor de wereldtentoonstelling van 1888 kan hij beginnen aan zijn imperium. Als Delfina alles is verloren dat zij lief had, weet Onofre haar tot zijn marionet te maken die hij onder de artiestennaam Honesta Labroux, ster van het witte doek, gebruikt om collectieve dromen naar zijn hand kon zetten. Naast haar had hij nog twee personages in zijn macht.  De reus Efrén Castells. Eerst leermeester in kunstjes van sjacheren en vervolgens zijn trouwe compagnon. Waarbij Onofre het advies van zijn vader goed in zijn oren heeft geknoopt 'vertrouw de stadsmensen nooit!' En Don Humbert Figa i Morera, de beruchte advocaat die handelt op de principes van de kunst van het overreden, geduld hebben en overal ja op zeggen, stelt Onofre aan als zijn agent in de onderwereld, waar hij over de lijken van concurrenten opklimt tot tweede man en o.a. een plaatsje creëert voor meneer Braulio. Naast Onofre heeft een bont genootschap in dit pension vast onderdak gevonden. Mendoza beschrijft hen kleurrijk. Met een aantal kenmerkende woorden krijg je snel een beeld van de barbier, tevens kwakzalver, met andere woorden 'allesknipper' Mariano. Een temperamentvolle bollige kletskous die vrouwen ziet als een bodemloze put van uitgaven.  De tweede bewoner is de psalmen zingende bejaarde pater Bizancio, waarvan niemand weet wat hij doet, maar die slaapt op bergen goud. En tot slot de door iedereen ontwijkte waarzegster Micaela Castro, die haar cliënten een overdosis pessimisme en wanhoop voorschotelt. Op haar sterfbed doet zij Onofre de volgende voorspelling: ‘Ik zie drie vrouwen. Eén in het huis van beproeving, tegenslag en verdriet. Zij zal je rijk maken. De tweede is in het huis van legaten, dat ook het huis van kinderen is. Zij zal je verheffen. De derde en laatste is in het huis van liefde en exacte wetenschappen. Zij zal je gelukkig maken. In het vierde huis is een man; pas voor hem op: hij is in het huis van vergiftigingen en van het tragische einde (p. 126/127).‘ Of deze waarzeggerij uitkomt? Lees daarvoor het boek.

Maar wees gewaarschuwd. Door de vele historische onderbrekingen en bijhorende flash backs is het verhaal traag en zit er geen opbouwende spanning in. Wel geeft het je inkijk in de roemruchtige jaren rondom de eeuwwisseling en de dynamieken en terreur die er ten tijde van crisis speelden. Ook zie je hoe Barcelona een transitie doormaakt en uitgroeit tot een metropool.
                                                                 
Nog wat wetenswaardigheden:

-          'één van de redenen dat de [centrale] regering zich verzette tegen de onafhankelijks eisen van Catalonië was dat zonder de Catalanen de gemiddelde lengte van de Spanjaarden zou afnemen (p.14)'
-          Het stadspark van Barcelona, dat er lieflijk en rustig bijligt, blijkt vroeger een onstuimige plek te zijn geweest. Hier stond een Cuitadela (fort), waarvandaan de bevolking onderdrukt werd en waar tegenhangers opgehangen werden. Deze rol werd overgenomen door kasteel Montjuïc en het complex werd afgebroken om plaats te maken voor de wereldtentoonstelling uit 1888 en haar Cascade fontein. Alleen de naam herinnert nu nog aan de duistere tijden.
-          * jaja, de wijk waar wij wonen was eind 19de eeuw te vergelijken met een mix van Montmartre en Katendrecht. Mendoza geeft er de volgende beschrijving van: ' Een wijk met lui van het alledaagse allooi, de slechtste buurt van Barcelona. Er waren theaters waarin onfatsoenlijke, smakeloze stukken werden opgevoerd, gore, rumoerige kroegen, een enkele derderangs opiumkit en sinistere bordelen. Daar kwam alleen het uitschot van Barcelona en soms zojuist aan wal gestapte matrozen, van wie er heel wat de zee nooit meer terugzagen... Er was geklepper van castagnetten te horen, het gestamp van hakken, geschreeuw en het geluid van glasgerinkel, brekende meubels, ruzies en vechtpartijen (p. 98/99)'. Recentelijk was er in het CCCB een tentoonstelling over die 50 roemruchtige jaren van de straat Parallel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten